Het beleid van de gemeente Hilversum inzake verbonden partijen is vastgelegd in de financiële verordening ex artikel 212 gemeentewet (2004) en twee nota’s: de P&C-nota Verbonden partijen (2008) en Sturen op verbonden partijen (2013).
Op grond van artikel 26 van de financiële verordening (2004) dient het college van B en W minimaal een keer in de vier jaar een nota Verbonden partijen aan de raad ter vaststelling aan te bieden. In die nota moet de gemeente van elke verbonden partij het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financiële resultaat, het financiële belang en de zeggenschap van de gemeente schetsen. De nota moet daarnaast de kaders aangeven voor deelname aan verbonden partijen, met name (1) de voorwaarden waaronder het publiek belang is gediend met deelname, (2) de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en (3) de financiële voorwaarden.
De gemeente Hilversum kent geen beleid dat duidelijke voorwaarden stelt waaronder de gemeente samenwerkt met andere organisaties in het algemeen, onder welke voorwaarden een bepaalde vorm van samenwerking wordt gekozen, onder welke voorwaarden de gemeente deelneemt aan een verbonden partij, en onder welke omstandigheden aan een bepaald type verbonden partij, of een bepaalde inrichting van een verbonden partij, de voorkeur wordt gegeven. Of de gemeente samenwerkt, in welke vorm, en onder welke voorwaarden, wordt per situatie afzonderlijk beoordeeld. Dit gebeurt op basis van de merites van de zaak zelf. Op welke aspecten we als gemeente moeten letten, is – althans als het om samenwerking in de vorm van een verbonden partij gaat – geregeld in de P&C-nota Verbonden partijen (2008). Deze nota vat de wettelijke regels wat betreft verbonden partijen samen en schrijft voor hoe de gemeente de verbonden partijen beschrijft in de begroting en de jaarstukken. De nota is achterhaald door de wijzigingen in het BBV. Daarnaast stelt de nota enkele vragen die de gemeente moet beantwoorden voordat ze het besluit neemt om aan een verbonden partij te gaan deelnemen:
- Wordt door deelname een publiek belang gediend? Welk belang is dat?
- Kan dit publieke belang ook zelfstandig door de gemeente worden verwezenlijkt? Zo ja, wat zijn de voordelen en nadelen van verwezenlijking via een verbonden partij?
- Kan aangetoond worden dat de voordelen van deelname groter zijn dan het standaardbezwaar van verlies aan bestuurlijke grip?
- Wat zijn de financiële risico’s, en hoe wegen die op tegen de voordelen van deelname?
- Is er keuze mogelijk met betrekking tot de rechtsvorm van de verbonden partij, en zo ja welke vorm verdient de voorkeur?
De nota spreekt een ‘in principe voorkeur’ uit voor de samenwerkingsvorm ‘ gemeenschappelijke regeling’ , en stelt dat de vertegenwoordiging van de gemeente in verbonden partijen ‘niet aan ambtenaren moet worden overgelaten.’
De nota Sturing op verbonden partijen (2013) heeft als doel ‘de sturingsmogelijkheden van raad en college van B en W op de huidige verbonden partijen te verbeteren.’ Hiervoor zijn tien verbeterpunten geformuleerd, waaronder:
- ‘sturen en controleren op financiën én prestaties (is geleverd conform afgesproken prestaties?)’;
- ‘waar dit nu nog onvoldoende inzichtelijk wordt gemaakt, in gesprek te gaan met de verbonden partij over de opname van duidelijk geformuleerde doelen, prestaties en prestatie-indicatoren in de begroting en de jaarrekening’;
- ‘tijdens de begrotingsbehandeling te bepalen op welke onderwerpen college van B enW en/of de raad de komende tijd wil (mee)praten’.
In de nota S turing op verbonden partijen (2013) is voorzien dat de effectiviteit van de in de nota aangegeven maatregelen na twee jaar wordt geëvalueerd.