In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten waarlangs de begroting 2018-2021 is uitgewerkt weergegeven.
We streven een Begroting na die aan de volgende uitgangspunten voldoet:
1. Concreet
2. Financieel gezond (positief begrotingssaldo)
3. Uitvoerbaar
4. Leesbaar voor burgers
5. Passend binnen wettelijke kaders
Omschrijving | Uitgangspunt | |
Lonen en pensioenpremie | 3,25% (t.o.v. begroting 2017) | |
Prijsindexering (materiele budgetten en subsidies) | 0,00% (t.o.v. begroting 2017) | |
Afvalstoffenheffing | 2,69% | |
Rioolheffing | 1,00% | |
Marktgelden | 29,00% | |
Overige lokale leges, rechten en heffingen | 1,50% (of conform het wettelijk vastgestelde tarief) | |
Rekenrentes | Investeringen | 1,40% |
Algemene uitkering | Meicirculaire 2017 | |
(Financiële) regels | BBV, Financiële verordening gemeente Hilversum 2018, Coalitieakkoord 2014-2018 |
Ontwikkelingen | Jaarstukken 2016 | Begroting 2017 | Begroting 2018 |
Aantal inwoners | 87.830 | 88.076 | 89.100 |
Waarvan 0 t/m 19 jaar | 19.819 | 19.939 | 20.205 |
Waarvan 20 t/m 64 jaar | 51.313 | 51.381 | 51.991 |
Waarvan 65 jaar en ouder | 16.698 | 16.756 | 16.954 |
Aantal uitkeringsgerechtigden | 1.975 | 2.091 | 2.098 |
(WWB -incl. WIJ-, BBZ, IOAW, IOAZ, Adreslozen) | |||
Aantal werknemers werkvoorzieningsschappen | 314 | 401 | 314 |
Aantal woonruimten | 41.123 | 41.373 | 41.983 |
Lonen
De berekening van de loonsom is gebaseerd op het in juli 2017 gesloten principeakkoord over de nieuwe Cao Gemeenten (looptijd 1 mei 2017 tot 1 januari 2019) en de afspraken over de pensioenpremie in 2018. Dit leidt tot een loonstijging van 3,25%.
Prijsindexering
Het Centraal Planbureau berekent doorlopend het Nationaal Consumentenprijsindex (CPI). Met deze indexering wordt een schatting gemaakt van de verwachte prijsstijging van producten en diensten. Het CPI voor 2018 is geraamd op 1,5%. De budgetten zijn niet verhoogd met dit percentage. Uiteraard heeft de organisatie wel getoetst of de budgetten toereikend zijn voor de geplande activiteiten, en zijn ze bijgesteld als dat onontkoombaar was. De noodzaak van een automatische prijsbijstelling vervalt hiermee. Hetzelfde geldt voor subsidies die wij verstrekken aan organisaties en instellingen. Ook hier moet het gesprek gevoerd worden over de te verwachten prestaties en de benodigde subsidies. Hierbij moet het niet vanzelfsprekend zijn dat de subsidie wordt verhoogd.
Afvalstoffenheffing, rioolheffing en marktgelden
Uitgangspunt voor de afvalstoffen- en rioolheffing en marktgelden is, conform een extern onderzoek, het kostendekkender maken van het tarief. De afvalstoffenheffing wordt voor 90% kostendekkend en de rioolheffing 96%. We zetten de egalisatiereserve afval en voorziening riolen meerjarig in om de (verwachte) jaarlijkse tariefstijging stabiel te houden. De afvalstoffenheffing stijgt met 2,69% en de rioolheffing met 1,00%. Voor de marktgelden komt de kostendekking op 80%. Door een gewijzigde toerekening van kosten en de herinrichting van de markt stijgt het tarief in 2018 met 29% (2019 en verder 5%).
Overige lokale leges, rechten en heffingen
Conform bestendig beleid stijgen de overige lokale leges, rechten en heffingen met het inflatiepercentage van 1,5% of conform het wettelijk vastgestelde tarief (bijvoorbeeld: rijbewijs, paspoort). In overeenstemming met de financiële verordening worden de tarieven jaarlijks door de raad vastgesteld (art 13).
Kostentoerekening
Ten behoeve van het bepalen van de kostendekkendheid van leges, rechten en heffingen wordt van de betreffende producten de kostprijs berekend. Volgens de nieuwe financiële verordening worden hierbij betrokken: (1) overheadkosten; (2) rente van ingezet vreemd vermogen; (3) bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen; (4) afschrijvingskosten van in gebruik zijnde activa.
Investeringen
De kapitaallasten van voorgenomen investeringen zijn opgenomen in het investeringsprogramma 2018-2021. De rentelasten zijn berekend tegen een renteomslag van 1,4%. Als gevolg van de nieuwe financiële verordening hanteren we een gewijzigde systematiek van activeren en afschrijven. Investeringen onder € 50.000 activeren we niet meer (was: onder € 10.000). Verder activeren we een aantal kostensoorten niet meer: VAT, bomen, onderwijsleerpakketten en bijdragen aan activa in eigendom van derden (art 9 lid 1). De wijzigingen op het gebied van afschrijven zijn: (1) we schrijven gebouwen voortaan niet meer helemaal af, maar gaan uit van een restwaarde van 15%; (2) de afschrijvingstermijnen zijn herijkt; (3) we starten met afschrijven in het jaar nadat de investering in gebruik genomen is (was: in het jaar nadat de investering, of een deel daarvan, gedaan is) (art 9 lid 2).
De in de begroting opgenomen investeringen worden bij het vaststellen van de begroting door de raad automatisch geautoriseerd, tenzij de raad aangeeft dat hij voor bepaalde investeringen een apart raadsvoorstel wil (art 5 lid 3).
Grondexploitaties
De rente die conform het gewijzigde Besluit Begroting en Verantwoording toegerekend wordt aan grondexploitaties is het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. Voor 2018 is dit rentepercentage 1,9%.
Toekomstige verliezen op negatieve grondexploitaties zijn gedekt middels de voorziening negatieve grondexploitaties. Er wordt gewerkt met een rentetoerekening van 2,0%, conform het gewijzigde Besluit Begroting en Verantwoording.
Algemene uitkering
Bij de beoordeling of er sprake is van een materieel sluitende (meerjaren)begroting wordt, voor wat betreft de algemene uitkering uit het gemeentefonds, uitgegaan van de meicirculaire 2017 en de daarin opgenomen uitkeringsfactoren en de laatste fase van de herijking van het gemeentefonds.
(Financiële) regels
Bij het opstellen van de begroting wordt uitgegaan van de financiële verordening gemeente Hilversum 2018 (vastgesteld 12 juli 2017), het BBV en het coalitieakkoord 2014-2018.
Op grond van de ‘Financiële verordening Hilversum 2018’ moeten alle in de begroting opgenomen budgetten onderbouwd zijn (art 8 ‘Beukennotenwet’). Budgetten zonder duidelijk bestedingsdoel, bestedingstermijn, uitvoeringsplan of onderbouwing van het bedrag, vallen vrij. Eveneens op grond van de nieuwe verordening (art 4 lid 3), introduceren we een budget ‘Nieuwe kansen’, ter hoogte van 0,25% van de begroting (zie programma 5. Financiën). Dit budget is bedoeld voor unieke mogelijkheden die zich voordoen in de maatschappij, waar het College op in wil spelen, maar die verloren zouden gaan als eerst via een raadsvoorstel budget zou moeten worden aangevraagd. Voor het gebruik van deze post worden stringente regels gesteld in de door het college vast te stellen uitvoeringsafspraken. Het college stuurt de raad een RIB als hij besluit de post aan te spreken, en legt over het gebruik van de post verantwoording af in de tussenrapportages en de jaarrekening (art 4 lid 7).
De hoogte van de post ‘Onvoorzien’ is in de financiële verordening vastgesteld op € 150.000 (art 4 lid 3). Deze post mag alleen worden gebruikt voor uitgaven die voldoen aan de ‘drie O’s’ (onvoorzienbaar, onvermijdbaar en onuitstelbaar).
Voor het risico op oninbare vorderingen wordt een voorziening gevormd; voor vorderingen groter dan 100.000 op basis van individuele beoordeling; voor vorderingen kleiner dan 100.000 op basis van het historische percentage van oninbaarheid (art 10).
De beklemde reserves (bestemmingsreserves ter dekking van kapitaallasten) zijn afgeschaft (art 11 lid 4). In 2018 vallen deze reserves vrij en zullen bij de jaarrekening 2018 opgeheven worden. In de exploitatiebegroting vindt u geen dekking van kapitaallasten uit reserves.
Voor verstrekte leningen en garanties wordt een voorziening getroffen ter hoogte van 50% van het geleende/gegarandeerde bedrag. De andere 50% van het bedrag wordt als risico opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (art 16). De dotatie aan een voorziening ziet u terug als een last in de exploitatiebegroting en in de staat van voorzieningen. Deze regel geldt voor nieuwe leningen en garantstellingen, niet voor leningen en garantstellingen gedaan voor 1-1-2018.